Manuele therapie

Het toepassen van manuele therapie op een patiënt omvat naar de letter van het begrip “manuele therapie” alle handelingen met de hand waarmee men wil bereiken dat de patiënt na toepassing ervan minder klachten ervaart respectievelijk beter kan functioneren. Bijkomende doelstelling moet ook zijn dat verder medisch ingrijpen niet nodig is omdat de patiënt klachtenvrij is of zoveel vermindering van klachten heeft dat hij of zij er goed mee kan functioneren.

Er zijn nogal wat zorgverleners in de eerste lijn die een vorm van manuele therapie aanbieden. Deze zorgverleners gebruiken als aangrijpingspunt voor hun behandelingen allemaal het steun en bewegingsapparaat ofwel structuren van mesodermale herkomst.

De belangrijkste groepen zijn osteopaten, manueel therapeuten, chiropractoren, en artsen orthomanuele geneeskunde. Kennelijk kan er dus een nogal breed scala van behandelvormen onder de manuele therapie gerekend worden. En als je op de websites van deze zorgverleners leest wat er allemaal genezen kan worden, dan kan de lezer de indruk krijgen dat zowat alle klachten te genezen zijn en dat de ene beroepsgroep superieur is aan de andere. Het opmerkelijke is dat deze beroepsgroepen zich allemaal van elkaar willen onderscheiden en daardoor wordt er nogal eens wat meer aan de patiënt beloofd dan achteraf waargemaakt kan worden. Waarom dit zo is, kunt u lezen in deze meta-review (1) inzake alle vormen van manuele therapie. De conclusie van deze review is dat feitelijk alle vormen van manuele therapie wat betreft hun wetenschappelijke bewijsvoering nog een flinke weg te gaan hebben en dat er niet één vorm is die kan claimen beter te zijn dan de andere. Wel is er een begin van bewijs (2) van effectiviteit van manuele therapie ten aanzien van het behandelen van nekklachten en lage rugklachten en dat het ook in economische zin efficiënter is dan onder meer huisartsenzorg.

Het is dan ook de vraag of het argument waarop deze verschillende manuele therapieën zich zo graag van elkaar willen doen onderscheiden wel zo rationeel is en vooral of het voor de patiënt wel transparant en relevant is. De stand der wetenschap enigszins overziend moet worden vastgesteld dat het antwoord hierop “nee” luidt (2). Vrijwel alle manuele behandelaren hullen zich op hun websites in mistige verklaringen waarom hun therapie bij tal van aandoeningen goed of zelfs beter dan andere zorgverlening zou moeten helpen. En ook al lijkt een patiënt veel meer baat te hebben bij de ene vorm van manuele therapie dan bij de andere, dan nog mag niet vergeten worden dat er veel meer zaken dan alleen de behandelvorm een grote rol spelen met betrekking tot het ervaren behandeleffect:

* de communicatiewijze van de manueel therapeut
* anciënniteit van de manueel therapeut
* exclusiviteit van naamgeving (een nieuwe therapievorm met een interessante naam bijvoorbeeld)
* het al dan niet welbevinden van de patiënt op het moment van de behandeling
* het al dan niet welbevinden van de manueel therapeut op het moment van de behandeling
* het niveau van na- en bijscholing van de manueel therapeut
* het al dan niet regelmatig plegen van intervisie (sparren met collega’s) door de manueel therapeut
* het wetenschappelijk denkniveau en het al dan niet vertalen hiervan in het klinisch handelen
* het moment van de dag waarop de behandeling plaatsvindt (stijfheid van bindweefsel, hormonale schommelingen)
* eventuele overige ziekten die de patiënt onder de leden heeft

 

En zo kunnen we nog wel even doorgaan. Als je al deze wisselende factoren (in wetenschappelijk onderzoek "variabelen" genaamd) bij elkaar optelt dan kun je je verbazen hoe het effect van manuele therapie überhaupt tot stand kan komen en ook begrijpen waarom het effect soms zo wisselvallig lijkt! Bovenstaand rijtje laat dus weinig ruimte tot borstklopperij door manueel therapeuten van welke school dan ook.

En toch weten we vooral uit de praktijk, dat patiënten de behandelingen vaak wel als “zeer werkzaam” ervaren in die zin dat ze er beter door gaan functioneren en minder pijn hebben. Zowel patiënten alswel manueel therapeuten ervaren al meer dan 2000 jaar dat manuele therapie wel effectief kan zijn! Daarom blijven vormen van manuele therapie ook zo populair en heeft manuele therapie al een zeer lange voorgeschiedenis o.a. in de volksgeneeskunst. En medehierdoor heeft manuele therapie ook zeker de toekomst!

Manuele therapie is vermoedelijk al zo oud als de mensheid. De eerste die uitgebreid over manuele therapie publiceerde, was de Griekse wijsgeer en arts Hippocrates (3-5). Over de oorsprong van manuele therapie zijn verschillende opvattingen gangbaar. Afbeeldingen in het Textbook of Orthopaedic Medicine (6) suggereren dat in Thailand al 2000 jaar voor Chr. met de hand gemanipuleerd werd aan de wervelkolom. Ook in het oude Griekenland werden waarschijnlijk reeds duizenden jaren voor Christus vormen van manuele therapie toegepast (4). Het is ondenkbaar dat een behandelvorm als manuele therapie slechts op één plaats is toegepast en ontwikkeld. Beschrijvingen van manuele technieken uit Centraal Europa, Mexico, Japan, India, etc. bevestigen dat. Hippocrates (400 v. Chr.) beschrijft manipulaties aan de wervelkolom, waarbij door assistenten tractie aan hoofd en voeten van de patiënt wordt gegeven terwijl de behandelaar druk uitoefent op de aangedane regio (5).

 

Dit heeft blijkbaar diverse behandelaars geïnspireerd. Zo beschrijft Galenus (200 na Chr.) manipulaties van de discus intervertebralis onder tractie en wordt in de tiende eeuw over de techniek van Hippocrates geschreven door Abu ‘Ali ibn Sina in Arabië. Ook in China werd rond 1600 al een vorm van manuele therapie toegepast.

Tot in de late middeleeuwen (1270 tot 1500) behoorde manuele therapieën in West Europa tot het vakgebied van de chirurgijn. Daarna verdwenen manuele technieken uit het curriculum van de artsenopleidingen. Het is niet duidelijk waarom dit gebeurde maar van mogelijke invloed waren de vele ongelukken (adverse effects) die gebeurden omdat nog niet zo goed herkend werd als hedentendage wanneer men deze manuele technieken juist niet toe moest passen. Zo kwam aantasting van de wervelkolom door tuberculose nog veel voor en werd dit niet altijd herkend. De manuele behandelingen werden vanaf 1500 meer en meer verzorgd door rondreizende knokenzetters en leken. Deze konden op grote sympathie bij het publiek rekenen (3).

Dankzij de Amerikaanse pioniers op het gebied van de manuele therapie Daniel David (en diens zoon BJ.) Palmer (1845 – 1913) en de arts Andrew Taylor Still (1828 – 1917) is manuele therapie in West Europa sinds het begin van de 20e eeuw weer onder de aandacht van medici geraakt. Palmer en Still zijn waarschijnlijk beiden geïnspireerd geraakt door het werk van de arts Jim Atkinson (Davonport 1866) Uiteindelijk ontstond onder invloed van Still de osteopathie en onder invloed van Palmer de chiropraxie. Het oorspronkelijke osteopathische concept is niettemin al in de 16e eeuw beschreven in het werk van de Franse chirurg Ambrois Paré (1510 – 1590) (7).

Rond 1900 werd de manuele therapie verder uitgewerkt vanuit London door de uit de Verenigde Staten teruggekeerde Schotse arts dr. John Martin Littlejohn (1867 – 1947). Littlejohn had samen met Andrew Taylor Still de school voor osteopathie opgericht en is mede verantwoordelijk voor de theoretische grondslag voor het concept van de osteopathie. Via de Engelse artsen John Mennell en Allan Stoddard en de fysiotherapeut James Cyriax ontwikkelde zich een vorm van manuele therapie die lijkt op de manuele therapie die hedentendage in Nederland wordt uitgeoefend. Mennell en Cyriax werden hierin voorgegaan door hun vaders James Beaver Mennell (1880 – 1957) en Edgar Ferdinand Cyriax (1874 – 1955). De Noorse fysiotherapeut Freddy Kaltenborn werd rond 1950 opgeleid door Mennell, Cyriax en Stoddard en nam het initiatief voor de opleiding van manueel therapeuten in Scandinavie. Vanuit deze vorm is de Orthopedisch Manuele Therapie ontstaan (Hans vd Berg). James Cyriax en Freddy Kaltenborn namen in 1970 met 16 collega’s uit 7 landen het initiatief voor een internationale werkgroep. Dit was de aanzet tot de “International Federation of Manipulatieve Therapists; IFOMT zoals we die hedentendage nog kennen. Ook de theoretische grondslag inzake het natuurlijke bewegingsverloop en het mobiliseren van gewrichten komt vooral van de Noorse fysiotherapeuten Freddy Kaltenborn en Olav Eventh (8).

Manuele therapie is in Nederland vooral sinds het eind van de jaren 60 in opkomst waarbij er een constante wedijver gaande is met osteopaten en chiropractoren. Aan de opkomst van de manuele therapie in Nederland hebben de artsen ……… een grote bijdrage geleverd. Ook de Stichting Opleiding Manuele Therapie (SOMT) en de OMT opleiding van Hans van den Berg hebben beiden een grote bijdrage geleverd aan het verspreiden van manueel therapeutische vaardigheden onder fysiotherapeuten en artsen in Nederland. “Mijnheer” Frits Philips heeft veel betekend voor het tot stand komen van de Leergangen Manuele Therapie waar later de SOMT uit is voortgekomen.

Het is jammerlijk om vast te stellen dat het kennelijk uit politieke overwegingen niet mogelijk is om tot een eenduidig manueel geneeskundig / therapeutisch concept te komen in Nederland terwijl de manuele therapie zoals in Nederland vertegenwoordigd door de Nederlandse vereniging voor Manuele Therapie (NVMT) duideijke invloeden uit de Engelse osteopathie bevat. Binnen de manuele therapie zijn er verschillende stromingen (Maitland, Mulligan, Marsman, Mc Kenzie) en binnen Nederland doen osteopaten, chiropractoren etc. hun werk vooral naast elkaar en niet met elkaar.

De manuele therapie in Nederland zo kunnen we dus stellen is vooral ontwikkeld vanuit de Engelse vorm van osteopathie en is verder ontwikkeld onder Duitse en Zweedse, Noorse en later Australische en Nieuw – Zeelandse (Stanly Paris – Brian Mulligan) invloeden. Echter de invloeden vinden echter telkens weer overwegend hun herkomst in de Engelse tak van de osteopathie.

Manuele therapie bij kinderen en vooral bij zuigelingen behoorde in Nederland tot 2014 tot het alternatieve circuit. Dankzij de inspanningen van oud manuele therapiedocent Henk Mohr sinds 1998 (geïnspireerd door het werk van de Duitse chirurg dr. Heiner Biedermann) samen met mij en collega’s Peter Theunissen en Bé van der Woude heeft de diagnostiek en behandeling van zuigelingen en kinderen een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Wel is er nog nauwelijks externe evidentie voor deze materie. Niettemin zijn de behandelresultaten vaak zeer gunstig. Er zijn de laatste 2 jaar in samenwerking met de Radboud universiteit een aantal publicaties verschenen over deze materie (9-13). Deze publicaties vormen een begin van de zgn. “body of evidence” aangaande deze materie. Het wetenschappelijke werk inzake deze doelgroep is niettemin nog lang niet klaar.


 

Ten slotte

In de afgelopen jaren heb ik vooral door het bezoeken van buitenlandse collegae, cursussen, masterclasses en congressen, getracht mezelf te verdiepen in verschillende stromingen binnen de manuele therapie. Het was niet altijd eenvoudig om een volledig zicht te krijgen. Uiteindelijk is er bij mij min of meer een overzicht ontstaan hetgeen ik hierboven heb getracht weer te geven. Wie de geschiedenis kent, weet ook waar hij of zij nu staat! Door me te verdiepen in verschillende stromingen is mijn behandelarsenaal beter en vooral veelzijdiger geworden. Er is een gerede mogelijkheid dat dit gegeven u als patiënt ten goede kan komen als u mij als uw behandelaar kiest.

1 Tsertsvadze A, Clar C, Court R, Clarke A, Mistry H, Sutcliffe P. Cost-effectiveness of manual therapy for the management of musculoskeletal conditions: a systematic review and narrative synthesis of evidence from randomized controlled trials. Journal of manipulative and physiological therapeutics. 2014;37(6):343-62.
2 Clar C, Tsertsvadze A, Court R, Hundt GL, Clarke A, Sutcliffe P. Clinical effectiveness of manual therapy for the management of musculoskeletal and non-musculoskeletal conditions: systematic review and update of UK evidence report. Chiropractic & manual therapies. 2014;22(1):12.
3 Kladny B. [History of conservative spinal therapy]. Der Unfallchirurg. 2015;118 Suppl 1:12-8.
4 Korres D, Markatos K, Chytas D, Andreakos A, Mavrogenis A. Injuries of the spine and of the spinal cord in the Hippocratic Corpus of medicine. International orthopaedics. 2017;41(12):2627-9.
5 Vasiliadis ES, Grivas TB, Kaspiris A. Historical overview of spinal deformities in ancient Greece. Scoliosis. 2009;4:6.
6 Cyriax J. Textbook of Orthopaedic Medicine. 1982.
7 Paré A. Journeys in diverse places. 1550?
8 Pettman E. A history of manipulative therapy. The Journal of manual & manipulative therapy. 2007;15(3):165-74.
9 Driehuis F. Nijhuis van der Sanden M.W.G., Saedt E., Woude v.d. B.H., Bie de R.A. . Factsheet manuele therapie bij zuigelingen (0-1 jaar) (behandeling). 2016(NVMT).
10 Driehuis F. Nijhuis van der Sanden M.W.G., Saedt E., Woude B.H. v.d., Bie de R.A. . Fact sheet manuele therapie bij zuigelingen 0 - 1 jaar (diagnostiek). 2016.
11 Driehuis F. Nijhuis van der Sanden M.W.G., Saedt E., Woude B.H. v.d., Bie de R.A.. Factsheet Manuele Therapie - Diagnostiek bij kinderen.pdf. 2016.
12 Driehuis F. Nijhuis-van der Sanden MWG, Saedt E., Woude B. v.d., Bie R. de. Factsheet Manuele Therapie - Behandeling van kinderen.pdf. 2016.
13 Saedt E, Driehuis F, Hoogeboom TJ, van der Woude BH, de Bie RA, Nijhuis-van der Sanden MWG. Common Manual Therapy Practices in the Netherlands for Infants With Upper Cervical Dysfunction: A Prospective Cohort Study. Journal of manipulative and physiological therapeutics. 2018;41(1):52-61.